Door je duiven
We hebben je begraven onder de uitbundig bloeiende magnolia.
Het had nog lang niet zo ver moeten zijn, dat gat,
je kist en al die aarde op het deksel. Hoorde je dat trouwens?
Het doffe bonzen van zand, die herrie na de eerbied in onze hoofden.
Er was dit jaar geen winter, geen knop vroor kapot en alles
maar dan ook alles bloeit om de noodzaak van groeien te onderstrepen.
Sinds de onheilstijding schiet je stem me steeds te binnen
je grinnikt en vertelt nog wat over de dichters die je hoogacht.
Zbigniew Herbert en Kouwenaar kreeg ik van jou. Door hen
en je duiven, Erik, begreep ik dat het achtelozer moet, het gezwoeg
verstopt onder de verzen. Wat telt is het steeds opnieuw proberen
te beschrijven van dat wat iedereen al kent.
Hoe jij anderen bewonderde, zo bewonder ik jou.
Verzen in elke dot veren, in de reigers die opschrikken, in de kraai
die meehipt over de graven. Is dat een loodbek in die boomtop?
In de auto naar huis, als ik hoor dat het wereld zwerfdierendag is.