Object 658
Hoewel Gerard Knol het anders heerlijk vindt in de rust van de zondagmiddag aan zijn collectie te werken, wil het vandaag niet vlotten. Hij kan niet stil blijven zitten. Voor de zoveelste keer loopt hij bij de tafel vandaan. Hij opent de ramen van zijn tweekamerappartement en steunt met gebalde vuisten in het raamkozijn, steekt zijn neus omhoog en haalt diep adem. De lucht buiten is even drukkend als binnen. Geïrriteerd loopt hij terug.
Rijen dode vliegen liggen op het tafelblad. Ze worden afgewisseld met spinnetjes, muggen en pissebedden. Ze komen uit de medicijndoos van week tweeëntwintig. Hij is al een paar uur bezig de oogst van dit jaar te archiveren en te leren kennen. Op de hoek van de tafel staan de dozen die al klaar zijn. Doos tweeëntwintig is de laatste die vandaag nog moet. Hij zet hem voor zich. Het blauwe plastic omhulsel herbergt zeven langwerpige doosjes, op elk daarvan staat met witte letters de dag. Ze zijn onderverdeeld in ochtend, middag, avond en nacht.
Alle droge lichaampjes heeft hij gevonden in huis. De meeste muggen en vliegen komen uit de vensterbank. De pissebedden vindt hij onderin het keukenkastje dat tegen de buitenmuur staat. Alleen spinnen zijn lastig, ze verstoppen zich als hun einde nadert.
Zorgvuldig noteert hij aantekeningen in een schrift. Hij maakt schema's waarin hij objectnummer, vindplaats, vermoedelijke lijdenstijd, soort, lengte, weersgesteldheid en de datum noteert.
Een heldere streep typex ontsiert het schema van week twintig. De nummering is in de war geschopt door een pissebed. Die zien er van nature uit alsof ze dood zijn, deze was dat niet. Zijn eerste vergissing dit jaar. Hij neemt een nieuwe bladzijde voor zich. Als hij klaar is met de vlieg voor hem doet hij het lijfje terug in zijn laatste rustplaats. In het vakje middag laat hij haar vallen op twee muggen.
"Jammer dat jullie niet meer naar buiten kunnen," prevelt hij tegen ze. Hij houdt het bakje vlak bij zijn oog. "Ach, het is nu toch te warm."
"Je zit met je poot in de vleugel van de Vrijdagmug," zegt hij bestraffend. "Dat kan dan familie zijn, maar wel je fatsoen bewaren." Voorzichtig houdt hij het bakje bovenaan vast en tikt met zijn vinger tegen de onderkant. Willoos stuiteren de insecten tegen elkaar. De rangschikking verandert. De twee muggen omarmen elkaar nu, terwijl de vlieg met zijn vleugels naar beneden ligt. Gerard zucht diep en tikt nog eens. Weer tuimelen ze tegen elkaar aan maar niet in de goede volgorde.
"Netjes, in, de, rij, gaan, liggen," verbeten schudt Gerard steeds wilder bij elk woord. Het lijkt alsof ze dansen, ze tikken tegen de rand. Er breekt een pootje van een mug af en de vlieg verliest een vleugel. Gerard stopt met schudden, ontspant zijn vertrokken gezicht en houdt het doosje weer bij zijn oog.
Zijn lippen in een omgekeerde lach. Bij zijn ooghoek begint een spiertje te trekken. Hij houdt het doosje angstvallig rechtop, probeert in de nieuwe situatie iets te ontdekken. Is er nu iets veranderd? Gehaast trekt hij zijn schrift over de tafel naar zich toe. Onderaan de laatst beschreven bladzijde zet hij in de kantlijn:
Bestaat er een ander perspectief
Voor onvolmaaktheid
Gaan defecten voorbij de dood?
Gevolgd door de datum.
Het middag- en nachtgedeelte van week tweeëntwintig blijven leeg. Dan stapelt hij de laatste maand op en loopt naar de gangkast. Hij opent de deur met de enige sleutel die er van is en hangt hem terug om zijn nek. De gangkast is gebouwd onder de trap van de bovenburen en in het verlengde van elke traptree zit een plankje. Op de lege plek zet hij zijn verzameling terug.
Gerard staat vooraan als de deuren van de tram opengaan. Hij kan nog zitten. Met moeite vouwt hij zich op het harde bankje. De oudere dame aan het raam schuift haar handtas nuffig over haar knieën. Het heeft geregend en het is vochtig in de tram. Natte sporen vermengd met modder lopen over de vloer. Gerard schuift zijn lange benen zo dat hij niet de knieën van het meisje tegenover hem raakt. Hij kijkt zo onopvallend mogelijk naar haar. Ze pakt met één hand onhandig iets uit haar tas op de grond. Dan remt de tram hard, iedereen maakt een schokbeweging naar voren en terug. Het hoofd van het meisje bonkt tegen zijn knieën. Met een hevige blos kijkt ze naar hem op.
"Gaat het?" vraagt Gerard.
"Je hebt harde knieën," zegt ze zacht. Hij glimlacht.
"En jij een rood hoofd," zegt hij. Ze bloost nog dieper en voelt aan haar voorhoofd. Er blijft een rode plek op haar voorhoofd achter.
Gerard schrikt. Hij ziet haar hand.
Ze trekt haar tas op schoot en verbergt haar hand erachter. Hij wendt zijn hoofd af een begint onrustig heen en weer te draaien. Heeft hij het goed gezien? Is dit een teken? Het gonzen van zijn bloed begint in zijn oren en al snel resoneert het door zijn hele hoofd. Hij laat zijn hoofd tegen de rugleuning rusten.
Dan ziet hij haar opstaan. Met haar ene hand in haar jaszak baant ze zich een weg door de vochtige mensenmassa. Als hij nu blijft zitten gebeurt er niks.
Je bent onderaan de eerste bladzijde van 'Object 658' gekomen. Dit verhaal is eerder gepubliceerd, je kunt het als pdf-bestand downloaden. Object658.pdf