droedel
© Bianca Boer
Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van Bianca Boer worden gekopieerd, gedownload, verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier.

Met vlees en groente

Ze heeft net aardappelen gehaald. Ik hoor haar voetstappen steeds verder weg in de gang. Tot de deur in de gang dichtvalt.
Met mijn voeten op het gladgesleten beton zit ik te wiebelen op de schommel. Mijn ene voet staat hier en de andere in Australië, daartussen loopt de grillige scheur in het beton. Ik kijk naar mijn schoenen. Ik heb ze al een jaar, deze winter mag ik nieuwe. Ze zijn van blauw leer. Je kunt door de vouwen in de neus zien waar mijn grote teen zit.
Het is een spelletje. Me voorstellen dat ik twee van mezelf ben. Dat ik daar en hier leef. Waar ik het steentje gooi ben ik die dag ook. Morgen weer in een nieuw land.
Oma is allang weer in de keuken als de geur van het aardappelhok komt langsdrijven. Ze schilt de aardappelen terwijl ze het vlees braadt.
Het is de geur van vergeten modder, helemaal opgedroogd en bewaard in het hok onder de grond. Het valt van de aardappelen af als je ze aanraakt.
Soms kom ik op mijn hurken bij oma zitten als ze aardappelen haalt. Ze verdwijnt tot haar middel in het hok. Ik kan aan de grootte van de aardappelen zien wat we eten vandaag. Aardappelen met vlees en groente. Ze passen precies in haar hand. Wanneer ze groter waren geweest hadden we gebakken aardappelen gegeten.
De spinnen in de hoeken balanceren verontwaardigd in hun web. Overal in de schuur zitten spinnen maar hier zijn ze het grootst. Ik denk dat ze van de aardappelen snoepen en daarom lust ik ze niet. Oma zegt dat ze gewoon sneller groeien in het donker. Vandaag bleef ik op de schommel zitten tot ze kwam. Ik wiebelde heen en weer met mijn ene voet op het lichtbruine asfalt en mijn andere in Australië. Ik wou dat ik voor altijd in de grote schuur kon blijven. Het is hier stil, zo stil dat zelfs de stofjes die er dwarrelen in het licht van de zon verstoord worden als oma langsloopt. Het is hier vergeten en ik vergeet mezelf.
Als ik omhoogkijk zie ik de hanenbalken waaraan de schommel hangt. Daarboven is nog een hele schuur. Er liggen planken opgeslagen. Ik begin te schommelen - als ik hoog genoeg schommel kan ik door het raampje op de opslagzolder de lucht zien. Telkens een stukje meer, tot de schommel niet hoger meer kan en ik de hanenbalken aanraak met mijn voeten. Hoewel het er niet waait voel ik de wind aan mijn haar trekken. Als ik weer stilhang zie ik kleine wervelstormpjes die met de zon en het stof een spelletje doen. In de verte roept oma dat we gaan eten.