Pietje Bell de grijze
Illustratie Marijke Buurlage
Pietje Bell de grijze
Soms merk je ineens hoe oud je bent,
als je op straat iemand ziet,
die jou al een leven lang kent.
Maar van binnen ben ik een kind,
een onhandige kwajongen
die dekselse streken verzint.
Insteken, doorhalen, af laten gaan,
Toos breit sokken achter het glas.
Ze ziet me buiten niet staan.
In belletje trekken krijg ik zo’n zin...
Het mensje schrikt zich een hoedje,
haar werk vliegt de vensterbank in.
Me verstoppen! Dat hoort zo, hup snel!
Rotrollator, ik struikel gemeen.
Vroeger lukte dat wel.
De deur gaat open, -te laat sufferd,-
Ze kijkt verbaasd naar de stoep.
Languit lig ik op mijn snufferd.
‘Piet’, zegt Toos, ‘denk aan je eigen.
Je zou voor mijn deur nog wat krijgen!’
Nu drink ik koffie, werkeloos.
Een oude sok in de stoel van Toos.
Klik op het plaatje om het lied te luisteren dat Arjen Heijboer van dit gedicht maakte.