Beminde
Toni Morrison
Blz 9
Nr. 124 wrokte. Zo giftig als een klein kind. De vrouwen in het huis wisten het en de kinderen ook. Jarenlang had iedereen zich die wrok op zijn eigen manier laten welgevallen, maar tegen 1873 waren alleen Sethe en haar dochter Denver er nog de dupe van. De grootmoeder, Baby Suggs, was dood en de zoons, Howard en Buglar, waren er rond hun dertiende al vandoor gegaan – zodra een spiegel in diggelen viel als je er maar in keek (dat was voor Buglar het teken) en zodra de afdruk van twee kleine handjes in de koek verscheen (dat was het teken van Howard). Ze hadden genoeg gezien, geen van tweeën wachtten ze af tot er weer een ketel met kikkererwten in een dampende hoop op de grond lag of verkruimelde sodacrackers parallel aan de drempel waren uitgestrooid. Ze wachtten niet eens op een adempauze, op de weken, de maanden soms waarin alles op zijn plaats bleef. Nee. Ze gingen allebei direct op de loop op het moment dat het huis hun die ene klap toebracht die ze niet nog eens konden verdragen of wilden meemaken. Binnen twee maanden, hartje winter. En zo lieten ze hun grootmoeder Baby Suggs, hun moeder Sethe en hun zusje Denver helemaal alleen achter in het grijs-met-witte huis aan Bluestone Road. Dat had toen nog geen nummer omdat Cincinnati zich nog niet zover uitstrekte. Ohio was naar eigen zeggen al zeventig jaar een staat, toen eerst de ene en toen de andere broer dekenvoering in zijn hoed propte, zijn schoenen pakte en weg sloop voor de levendige wrok die het huis hun toedroeg.