droedel
© Bianca Boer
Niets uit deze uitgave mag zonder schriftelijke toestemming van Bianca Boer worden gekopieerd, gedownload, verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enig andere manier.

Schilferig

In next.one gepubliceerd als 'De lijn'

De rode lijn volgen, hadden ze gezegd. De lijn voerde door een gang, ging van het crèmekleurig linoleum op de grond over op de witte muur van het trappenhuis. Het leek Mark Sikkerman dat de lijn daar dikker was, zoals lijnen op asfalt die je voelt als je er overheen fietst. Om zeker te zijn, zou hij heel even met zijn tong over de muur moeten gaan. De tong is een oneindig veel gevoeliger tastorgaan dan de hand. De enige reden om dat niet te doen, waren bacteriën. Alles zat er vol mee.
Bovenaan de trap liet de rode lijn zich onder een flauwe hoek weer op de grond zakken. Hoe verder hij de gang inliep, hoe meer lijnen zich aansloten. Eerst een blauwe. Bij de volgende gang nog een gele en een groene. Ze liepen parallel. Achter hem klonk een hol sluipen, het vulde de gang en kwam snel dichterbij. Verschrikt hield Mark halt en zette een stap opzij voor een gehaaste gestalte. Een witte jas met zacht piepende, kurken sloffen wuifde voorbij. Zijn eigen voetstappen maakten het geluid van iemand die hier niet hoort.
De rode lijn maakte een haakse hoek over de andere drie heen. Hij ging mee de bocht om. Deze gang was smaller. Halverwege stonden een paar goudkleurige sneakers met paarse strepen bovenop de lijn. Even was hij in verwarring, tot bleek dat de lijn stopte tegen de plint. De gang hield hier op.
Er zat een balie met een raam en een vrouw aan de andere kant van het glas. De sneakers waren van een meisje dat met de vrouw praatte. Hij sloot achter haar aan tot hij geroepen werd.
Mooie kuiten had ze. Een randje rok kwam onder een zwarte jas met ceintuur uit. Mooi middel ook, dacht hij, en hij wilde zijn handen eromheen leggen om te zien of ze pasten. Het meisje boog naar het raam en herhaalde iets dat hij ook de tweede keer niet verstond. De vrouw achter glas trok haar vest recht en plukte een pluisje. Het meisje was klaar en terwijl ze wegliep zag hij de adembenemende wijnvlek rond haar oor.
Op het raam hing een bordje, afdeling dermatologie. In veel kleinere letters stond er onder: tevens geslachtsziekten. Hij ritste zijn jas open, het was warm.
De vrouw keek hem aan. ‘Huidaandoeningen of geslachtsziekten?’
Waren sommige geslachtsziekten niet eigenlijk huidaandoeningen? vroeg hij zich af. ‘Ik heb een infectie,’ zei hij, ‘denk ik.’
‘Geslachtsziekten.’ zei ze en rommelde onder de balie.
‘Misschien niet daar,’ zei hij terwijl hij naar beneden wees.
Dat zag ze niet.
‘Het is een reactie.’ zei hij. ‘Op iets.’
‘Juist.’ zei ze. Er werd een la zijn kant op geduwd en onder het raam door geschoven. Er zaten een plastic beker en een groene dop in. Met een hoofdgebaar stuurde ze hem links de gang in. ‘Aan het eind kunt u plaatsnemen.’
Hij draaide de dop op het bekertje. ‘Welke lijn?’
Ze had zich al omgedraaid.
Links en rechts verschillende deuren. Hij twijfelde. Het meisje haalde hem in. Hoe kon dat, ze was toch voor hem? Lichtvoetig als een hert kwam ze voorbij en de automatische deur opende voor haar. In de gauwigheid zag hij een rij stoelen langs de wanden, voor de deur dichtviel.
In hemelsnaam dan maar, dacht hij, en stapte ook naar binnen. De verveling van de wachtenden richtte zich op hem. Hij wilde zijn tong uitsteken, zomaar. Hij herkende haar schoenen. En omdat dat het enige was, plofte hij naast haar neer. Aan zijn andere kant zat een blonde vrouw met uitgroei die gelijk begon te praten: ‘Ik ben hier al een uur, er zit geen schot in de zaak.’ Ze had een rood gezicht. ‘Behalve dermatologie. Die komen later en gaan eerder.’
Hij knikte beleefd.
De deur ging open. Niemand. Op de gang zweefde een verpleegster van links naar rechts. De muren van de wachtkamer hingen vol posters. Een uitvergrote elleboog met korsten en vocht. Daarnaast een reusachtig oog. Het ooglid gezwollen en met een grove structuur. Wat zoemde de koffieautomaat irritant. Sommige wachtenden hielden een kaart vast in een plastic mapje. Hij was de enige met een bekertje. Waarom? Via de urinebuis werden afvalstoffen uitgescheiden, dacht hij, maar er waren genoeg bacteriën die zo het lichaam in gingen. Daar kreeg je infecties van. Hij schoof over de zitting.
‘Heb je jeuk?’
Dit kwam van rechts. De neuzen van haar schoenen wipten op bij die vraag. Haar knieën waren bloot. Verbijsterd over haar brutaliteit zei hij: ‘Nee.’
‘Uitslag? Roodheid, bobbeltjes?’
‘Nee!’
‘Wat dan?’
Hij zweeg en beet op zijn lip. Tenminste twee ziektes, dacht hij, als het er niet meer zijn. Bacteriën zijn nooit alleen.
Tegenover hem zat een kalende man met een krans haar. Op zijn schedel kleefden witte schilfers. Opnieuw ging de deur open, er kwam tocht binnen. Dezelfde zuster, weer van links naar rechts. In de gang wegstervende voetstappen. De vlokken op het hoofd van de man dwarrelden richting vloer. Een onbedwingbare neiging tot krabben overviel hem. Hij gaf er aan toe en deed vervolgens alsof hij op zijn horloge keek.
‘Ik zei het toch.’ zei de blonde vrouw. ‘Het duurt en duurt maar.’
Inmiddels had hij alle stoelen in de wachtkamer geteld.
‘Een schimmel misschien? Eczeem? Kruipworm? Schurft?’ vroeg het meisje. Ze droeg een wit shirt met rode kriebelige streepjes.
De vrouw zei dat ze trek kreeg in koffie maar geen geld had. Het meisje stak een muntje van 50 cent voor hem langs. Mark zag hoe mooi de binnenkant van haar elleboog was. Voor hij het wist likte hij voorzichtig haar huid. Heel kort maar, en zo tussendoor. Hij schrok van zichzelf en lachte zenuwachtig maar het was oneindig zacht en smaakte zoutig.
'Wat doe je nou?' vroeg ze. Haar wijnvlek werd een fractie donkerder. Voordat hij tijd kreeg te antwoorden, werd ze geroepen.
‘Hierna ben ik,’ zei de vrouw.
Hij keek naar de deur waardoor ze verdween en glimlachte. Hij telde nogmaals de stoelen in de rij, veertien.
Veertien infecties, of meer.